Ga naar de inhoud

Zijn Denken Doen - Spinoza

Menu overslaan

Zijn Denken Doen

Recensies
Maarten van Buuren
Zijn, Denken, Doen
Spinoza’s weg naar geluk

Uitgeverij Damon, 25 april 2025
ISBN: 9789463403771
Boekbespreking

Dat Maarten van Buuren in Spinoza’s ideeën veel van de Stoa herkent is geen verrassing. Hij heeft er bij de spinozakring Soest al eens een cursus over gegeven [1] en hij vertaalde het boek van Pierre Hadot over Marcus Aurelius en de Stoa [2].
In dit boek, Zijn, Denken, Doen geeft hij een uitleg – op hoofdlijnen - van de Ethica van Spinoza. Hij geeft daarbij aan dat de Ethica een indeling volgt, die analoog is aan de filosofie-indeling van de Stoïcijnen: fysica, logica, ethica. Daardoor wordt geaccentueerd dat de Ethica, evenals de Stoa, een handleiding is voor praktische levensfilosofie.
Het boek begint met een kort overzicht van het leven van Spinoza. Spinoza startte het werk aan de Ethica, zijn hoofdwerk, in 1660 maar onderbrak het in 1665 voor het schrijven van het Politiek Theologisch Traktaat. Tussen 1671 en 1674 voltooide hij de Ethica. De Oorspronkelijke Ethica bestond uit 3 delen maar later splitste hij het derde deel en breidde de Ethica uit tot 5 delen. De drie delen uit de eerste Ethica (1665) komen overeen met de klassieke Griekse filosofische indeling: Zijn (fysica – zijnsleer), Denken (logica – kenleer) en Doen (ethica – ethiek). In deze drie delen staat de Rede, door Maarten van Buuren, in navolging van de Stoa, gelijkgesteld met de Logos [3], steeds centraal.
In de periode dat Spinoza aan het Theologisch Politiek Traktaat werkte verschoof zijn aandacht meer en meer naar het maatschappelijk denken. Dat vond zijn weerslag in het vervolg van het werk aan de Ethica. Het 4e deel is meer maatschappelijk van aard. Deel 5 rondt het af met een perspectief op de uiteindelijk te bereiken vrijheid en geluk. Deel 4 en 5 zijn een uitwerking van het oorspronkelijke deel 3 (Doen).
Spinoza kende de filosofie van stoïcijnse filosofen (Cicero, Seneca, Epictetus). Dit is o.a. door dichter en Spinozakenner J.H.Leopold uitgezocht en beschreven [4].
De geheimzinnige kracht achter de dynamiek in de natuur noemden de stoïcijnen Logos of God. Van alles vormt Logos de kern. De Romeinse stoïcijnen (Cicero, Seneca) vertaalden Logos met Ratio/Rede. De Stoa stelde zich het universum voor als een levend wezen dat zijn ontstaan en ontwikkeling dankt aan deze scheppende Rede.
In het vervolg van het boek werkt Maarten van Buuren de begrippen Zijn, Denken, Doen hoofdstuksgewijs  uit.

Ethica deel 1: Zijn
Spinoza werkt van boven naar beneden, top down, beginnend met het meest algemene, abstracte, de Substantie, de oorsprong, naar het meer bijzondere, de mensen en de dingen.
De Substantie, ofwel de zelfstandigheid (in de woordkeus van Glazemaker, vroege vertaler van Spinoza’s werk) is zijn eigen oorzaak (causa sui). Er is niets buiten de Substantie en zij is niet door een externe oorzaak gevormd. De Substantie is het meest fundamentele. De Substantie is noodzakelijkerwijs oneindig en eeuwig want ze omvat alles. Binnen die Substantie bestaan de eindige, tijdelijke dingen (de dode natuur zowel als de levende natuur), de Modi.
Van de Substantie kunnen we ons een beeld vormen in termen van Uitgebreidheid (materie) en Denken. Spinoza onderscheidt binnen de Substantie een vormende (“scheppende”) kracht, Natura Naturans, en de gevormde natuur, Natura Naturata. Nadat hij de Substantie heeft gedefinieerd voert hij God ten tonele en daarna stelt hij God gelijk aan de Substantie. God is dus het geheel (Immanent) en staat er niet, als schepper, buiten (Transcendent). De Substantie, God, omvat dus beide, de scheppingskracht, Natura Naturans en het geschapene, Natura Naturata. Van Buuren stelt dat de beide Attributen, Denken en Uitgebreidheid, zich verhouden als het scheppend beginsel tot het geschapen beginselen [5].
Het onderscheid in scheppend beginsel en geschapen beginsel zijn analoog aan de begrippen uit de Natuuropvatting van de Stoa: Logos, het actieve beginsel, en de Materie, het passieve beginsel.

Ethica deel 2: Denken
Denken bestaat bij Spinoza uit een drieluik: Imaginatio (waarneming), Rede en Intuïtie. Van Buuren vergelijkt deze opbouw met een huis: het waarnemen vindt plaats op de begane grond door wijd open ramen en deuren. Het verwerken van de indrukken vindt plaats door de Rede op de eerste verdieping, waar zich geen ramen of open deuren bevinden maar via de trap komen er wel indrukken vanaf de Imaginatio. Met de Rede kan je beredeneren of de waarneming juist is, vaak is die waarneming niet conform de werkelijkheid. Spinoza geeft het voorbeeld van de opkomende zon; we nemen waar dat de zon boven de horizon uitkomt: ze gaat op. In werkelijkheid is dit een illusie. De reden van onze waarneming dat de zon op gaat is de aarde die draait. Met de Rede begrijpen we hoe de werkelijke situatie is. Op de zolder zetelt de Intuïtie, de hoogste vorm van kennis. De rede communiceert met de Imaginatio en afzonderlijk met de Intuïtie. Tussen de Imaginatio en de Intuïtie is geen communicatie.
Spinoza zegt helaas niet veel over die Intuïtie, waardoor het begrip met mystiek omgeven blijft. Hij spreekt het meest over de eerste twee kennisvormen (Imaginatio en Rede). Maar ware kennis komt niet uit de Imaginatio maar komt tot stand door de Rede en de Intuïtie (samen “het Verstand”).

Het concentrische ik
In het zogenoemde natuurkundig intermezzo in de Ethica, tussen stelling 13 en 14 van deel 2, vertelt Spinoza over de interactie van lichamen. Spinoza heeft het daar over natuurkundige lichamen maar uit de context is duidelijk dat het ook over menselijke lichamen gaat. De mens is dus helemaal onderhevig aan de natuurwetten.
Opmerkelijk is dat Spinoza speciaal aandacht besteedt aan enkelvoudige lichamen en samengestelde lichamen. Een enkelvoudig lichaam vormt samen met andere lichamen een samengesteld geheel. Dat geldt voor b.v. het menselijk lichaam zelf (opgebouwd uit cellen e.d.) maar ook voor de mens in de maatschappij, en stapsgewijs ook voor de aarde, het sterrenstelsel, het heelal, de gehele Substantie.



Ethica deel 3: Doen 1
In de delen 3, 4 en 5 behandelt Spinoza hoe de mens uiteindelijk tot het ultieme en duurzame geluk kan komen. Daartoe analyseert hij eerst hoe de mens functioneert. Het menselijk gedrag wordt bepaald door de Affecten (emoties, gevoelens, hartstochten). De Affecten vervullen een cruciale rol in Spinoza’s denken. Ze zijn de impuls tot menselijk handelen.
Voorts onderscheidt Spinoza de Conatus, de zijnsimpuls van alle dingen. In levende organismes manifesteert de Conatus zich als Lust (Appetitus). Lust is niet gericht op een object. Lust mondt uit in Begeerte (Cupiditas) die wel op een object gericht is (eten, een partner e.d.).
Affecten vergroten of verkleinen onze Macht (potentia) [6]. Spinoza onderscheidt Affecten die Droefheid geven (de Passies, die onze Macht verkleinen) en Affecten die Blijdschap geven (de Acties die onze Macht vergroten). Hij somt in deel 3 van de Ethica 48 Affecten op en geeft daarbij aan of ze Droefheid veroorzaken of Blijdschap. Voor Spinoza zijn Passies en Acties beide triggers tot actie. Maar Acties maken mensen blij en vergroten hun Macht (potentia). Acties zijn dus te prefereren boven Passies. Mensen zijn in staat de triggers onder leiding van hun Verstand te veranderen. In deel 5 van de Ethica presenteert Spinoza de transformatie van Passies naar Acties als de weg naar Vrijheid en Geluk.
Spinoza zet, aldus Maarten van Buuren, de gangbare ethiek van deugden en ondeugden op haar kop. Hij vervangt de vraag of een Affect in moreel opzicht goed of slecht is door de vraag of een Affect ons sterker maakt of zwakker. Van Buuren noemt dat, met een verwijzing naar Nietzsche, “Umwertung aller Werte”. Goed en Kwaad wordt dus vertaald in termen van Macht en Onmacht. Dat is in strijd met de gangbare christelijke deugden.
Is de mens dan alleen maar uit op het vergroten van zijn eigen Macht? Nee zegt Maarten van Buuren en hij haalt stelling 30 aan uit deel 3 van de Ethica:
“Als iemand iets heeft gedaan dat naar zijn voorstelling anderen met blijdschap aandoet, zal hij door blijdschap worden aangedaan…. Als hij daarentegen iets heeft gedaan wat naar zijn voorstelling anderen met droefheid aandoet, zal hij zichzelf met droefheid beschouwen”.
Maarten van Buuren illustreert dat met een voorbeeld van de liefde: het veroorzaken van vreugde bij de ander ook vreugde bij jezelf.

Ethica deel 4: Doen 2 - samenleving
Deel 4 van de Ethica schreef Spinoza na het schrijven van het Politiek Theologisch Traktaat, dat gericht was op de hectische politieke en theologische situatie van het land. Tijdens het schrijven van de resterende delen van de Ethica vond ook de moord op de gebroeders de Witt plaats, hetgeen Spinoza zeer aangreep.
Maarten van Buuren legt uit dat deel 4, getekend door die gespannen samenleving, een uiting is van een sociaal politieke ethiek. Tot en met deel 3 was de Ethica meer op het individu gericht. In deel 4 (stelling 37) vat hij zijn sociaal politieke denkbeelden nog eens samen. Hij stelt daar het Natuurrecht, waarbij alleen de politieke Macht (potestas) bepalend is, tegenover het Samenlevingsrecht, waar afgesproken wetten en regels worden nageleefd. Goed en Kwaad ontstaan pas op het moment dat een gemeenschap wetten en regels vaststelt, ze bestaan niet in de Natuursituatie. Spinoza zegt ook iets over eigendom. In de Natuursituatie bestaat geen recht op eigendom, ieder neemt voor zover hij de Macht (potestas) heeft om te nemen. In het Samenlevingsrecht gelden wel regels voor bezit. Maar ook in een Samenlevingssituatie wordt veel bepaald door Macht en bestaan zowel Natuurrecht als Samenlevingsrecht naast elkaar (Politiek Traktaat Hoofdstuk 3, paragraaf 3).
 
Gemeenschapszin
Samenlevingen worden gevormd op basis van de Rede. De regels in een Samenleving geven mensen ook veiligheid en bescherming en daardoor Vrijheid.
In het Theologisch Politieke Traktaat (Hoofdstuk 16/5) zegt Spinoza dat de samenleving het ware Nut van de mensen beoogt en bovendien voldoet aan ieders verlangen zoveel mogelijk veilig en zonder vrees te leven.
Maarten van Buuren signaleert bij Spinoza een utilitaristische boodschap en een liberale boodschap.
Utilitaristisch [7]
Ethica deel 4, stelling 18, opmerking:
Omdat de rede niets tegennatuurlijks verlangt, verlangt ze dat ieder zichzelf liefheeft en zijn eigen voordeel, dat wil zeggen wat werkelijk nuttig voor hem is, nastreeft, en belust is op datgene wat de mens werkelijk naar groter volmaaktheid voert, kortom dat iedereen zoveel mogelijk streeft naar zelfbehoud.
Er zijn dus twee samenhangende vormen van Nut: het individuele Nut (suum utile) en het Samenlevingsnut (commune utile).
Liberaal
Ethica deel 4, stelling 35,bijstelling 2:
…Daarom zullen mensen des te nuttiger voor elkaar zijn naarmate elk van hen zijn eigenbelang het meest nastreeft.
Maarten van Buuren herkent hierin een overeenkomst met het “welbegrepen eigenbelang” van Adam Smith.
Hij legt uit dat Spinoza zo kan worden beschouwd als voorloper van Jeremy Benthem (utilitarisme) èn Adam Smith (liberalisme).
Toch zijn er, aldus Maarten van Buuren, verschillen want daar waar het liberalisme de kant op is gegaan van het nastreven van individuele rijkdom, was Nut voor Spinoza een kwestie van de eerste levensbehoeften. Hij leefde sober maar wist te genieten van de genoegens van het leven. Wat dat betreft had hij zowel iets van de Stoa als van het Epicurisme.
In ruimere zin definieert Spinoza Nut als datgene dat de levensdrift (Conatus) van het individu bevordert. Maar we moeten niet vergeten dat het individu altijd een interacterend geheel met de andere onderdelen van de samenleving is zoals Spinoza in het fysisch intermezzo uiteenzette (het “concentrische ik”).

Ethica deel 5: Vrijheid
In het voorwoord van deel 5 zet Spinoza zich af tegen Descartes. Hij drijft de spot met Descartes’ dualisme van geest en lichaam (met de pijnappelklier als verbindingspunt). De geest staat in de hiërarchie boven het lichaam. Bij Spinoza is lichaam en ziel één geheel. Spinoza beschouwt het denken als representatie van het lichaam:
Ethica deel 2, stelling 13
Het voorwerp van het idee dat de menselijke geest vormt, is het lichaam … en niets anders.
Spinoza beschrijft in deel 5 ook hoe we grip kunnen krijgen op onze Passies en ze kunnen omzetten in Acties. In Ethica deel 5, stelling 20, opmerking geeft hij een soort stappenplan.
In deel 5 lost hij ook de belofte uit deel 2 in om nader in te gaan op de Intuïtie. Spinoza schetst hier de Intuïtie als weg naar de Vrijheid en Gelukzaligheid. Van Buuren wijdt een apart hoofdstukje aan de Intuïtie waar hij uitlegt dat Spinoza Intuïtie beschouwt als kennis onder het gezichtspunt van de eeuwigheid (Ethica deel 5 stelling 31). Het is volgens Spinoza “onmiddellijk inzicht in de waarheid”, de echte en eeuwige waarheid. Hoe kan je je dat voorstellen? Maarten van Buuren stelt dat er iets “eeuwigs” ingeboren moet zijn: “de gestapelde erfelijke kennis verklaart het onmiddellijke inzicht in de waarheid”. Intuïtie op deze manier opgevat is volgens van Buuren hetzelfde als het vermogen dat door de Stoa werd omschreven als Oikeiose. Oikeiose verwijst in de stoïsche filosofie naar de primaire impuls van alle levende organismen om zich in te voegen in de natuur (“inhuizen”). Hiërocles (2e eeuw n.C.) beschrijft Oikeiose als een vorm van zelfbesef die verankerd is in het lichaam. Zo weet een kuiken Intuïtief dat het bang moet zijn voor een wezel maar niet voor een stier [8].
Het boek besluit met een nadere beschouwing over Passies en Acties (hierboven reeds aangeduid) en een beschouwing over de verstandelijke liefde tot God die Spinoza in deel 5 introduceert. De verstandelijke liefde tot God is reflexief, het is liefde voor God en liefde van God. Omdat we zelf ook onderdeel zijn van de Substantie, God, kijken we als het ware in een spiegel waar we zelf deel van uitmaken, en daarmee naar onszelf.

Conclusie
Het boek is, zoals we van Maarten van Buuren gewend zijn, uitstekend leesbaar en gelardeerd met voorbeelden uit het gewone leven. Het is ook mooi uitgegeven met illustraties. Dat maakt het een plezierig boek. Het kan dienen als eerste kennismaking met Spinoza en de Ethica. De literatuurlijst geeft vervolgens veel aanknopingspunten voor degenen die zich verder willen inlezen in Spinoza en zijn filosofie en/of in de Stoa.
De vergelijking met de Stoa geeft op een invoelbare wijze inzicht in de structuur van de Ethica. Eerder had Maarten van Buuren al aandacht gevraagd voor de Stoa door zijn  vertaling van het boek van Pierre Hadot, Marcus Aurelius en de Stoa [9]. Daarin is ook veel aandacht voor de praktische oefeningen van de Stoa, als hulpmiddelen op weg naar geluk.  Dit boek, Zijn, Denken, Doen vormt daarmee een mooie twee-eenheid.

Downloadbare pdf van deze boekbespreking
 
Jan Mendrik
jmendrik@gmail.com
Voor de Spinozakring Soest
www.spinozakringsoest.nl
2 juni 2025


[1] Zie voor het verslag van deze cursus:
https://www.spinozakringsoest.nl/spinoza-en-de-stoa.html
[2] Zie de recensie van Gonny Pasman op deze site:
https://www.spinozakringsoest.nl/recensies.html#Marcus_Aurelius_en_de_Stoa
[3] https://www.wikiwand.com/nl/articles/Logos
De stoïcijnen verstonden onder logos de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voortkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van oorzakelijkheid.
[5] Het zal lezers die bekend zijn met het werk van en over Spinoza opvallen dat de uitleg van Maarten van Buuren, soms afwijkt van die van andere Spinozadeskundigen. Bijvoorbeeld waar hij de attributen denken en uitgebreidheid (materie) vergelijkt met een scheppend beginsel en geschapen beginsel. Anderen achten dat veelal voorbehouden aan de begrippen Natura Naturata en Natura Naturans. Maarten van Buuren komt via zijn benadering vanuit de taalwetenschap en vanuit de Stoa tot een originele uitleg. Dat wakkert de discussie aan en houdt het gedachtengoed van Spinoza springlevend.
[6] Bij Spinoza is de definitie van onze macht (Latijn: potentia) nauw verbonden met het concept van deugd (virtus) en is het in essentie het vermogen om te handelen of iets te bewerkstelligen. Het is een fundamenteel begrip in zijn filosofie en heeft een bredere, objectievere en wijsgerige betekenis dan in het alledaagse taalgebruik, waar macht vaak een negatieve connotatie heeft.
Daarnaast onderscheidt Spinoza Potestas, daarvan is sprake als anderen macht over ons uitoefenen, bijvoorbeeld de staat.
[7] Utilitarisme (Jeremy Benthem): het streven naar het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
[8] Oikeiose lijkt op het eerste gezicht op instinct maar het heeft een bredere, ethische en existentiële dimensie, met name bij de mens. Het is de basis voor de Stoïcijnse ethiek van leven in overeenstemming met de natuur en de rede. Instinct wordt voornamelijk gebruikt om basaal, overlevingsgericht gedrag van dieren en bepaalde fundamentele menselijke driften te verklaren.
[9] Pierre Hadot: Marcus Aurelius en de Stoa
Vertaald door Maarten van Buuren
Uitgeverij Damon, 18 november 2022
ISBN: 9789463403306
 
 
5 juni 2025
Terug naar de inhoud